vrijdag 29 juli 2011

Schrijven over je familie

Door te schrijven over je familie, of het nu gaat om het heden of het verleden, schep je een verhaal dat onafwendbaar de zelfbeschrijvingen van de andere familieleden raakt. Alleen al door het feit dat zij zich tegen het geschrevene afzetten. Een familieverhaal is immers collectief eigendom.
Tegelijkertijd heeft elk familielid zijn eigen herinneringen aan het verleden, en al die herinneringen – over diezelfde persoon of diezelfde gebeurtenis – worden door ieder afzonderlijk anders ervaren. Mijn jeugdherinneringen zijn anders dan die van mijn broers en zus, terwijl we alle vier zijn grootgebracht in hetzelfde huis, door dezelfde vader en dezelfde moeder. We kijken allemaal terug op een andere jeugd.

Als familieleden in een familieverhaal niet zelf geportretteerd worden, dan zien ze er mogelijk hun ouders of grootouders in voorkomen: mensen aan wie zij andere herinneringen hebben dan de schrijver in kwestie. Op dat punt kan het dan ‘mis’ gaan en komen de verwijten: ‘intimiteiten van de familie houd je binnenskamers; je hangt de vuile was niet buiten’. Is dat wellicht, omdat de vuile was bedekt is met schaamte? De familie in kwestie wil er niet van horen, wil het niet lezen, en wil zeker niet dat ánderen, vreemden, het lezen.
De schrijver echter heeft er behoefte aan om een verhaal over de familie te vertellen. Het verhaal verwijst naar zijn of haar wereld, aan een verleden dat echt bestaan heeft, althans in de ogen van de schrijver.

Zoals ik in mijn vorige column al beschreef, gaat er een zekere aantrekkingskracht uit van de verhalen waarvan we weten dat ze waar gebeurd zijn. Geert Mak denkt dat de populariteit van narratieve non-fictie komt door de toegenomen behoefte aan echtheid, aan authenticiteit, juist omdat er in deze tijd zoveel wordt genept. Naast ‘echtheid’ willen mensen ook nog iets anders: ze willen een verhaal.

Arnon Grunberg heeft ooit eens gezegd: ‘schrijven over je familie vraagt om afstand te nemen van je familie. Zoveel afstand dat je scherper kunt zien waar je vandaan komt.’
Ik ben geneigd om dat enigszins om te draaien. Wanneer je schrijft over je familie, neemt je familie vanzelf afstand van je. Ik zie dat scherper dan ooit.



dinsdag 12 juli 2011

'Waar gebeurd' verkoopt

De (auto)biografie en het ego-document zijn in opkomst. Waar gebeurd verkoopt. Neem nou Echte mannen eten geen kaas (Maria Mosterd, 2008). Ze gingen als warme broodjes over de toonbank: het waargebeurde verhaal van een meisje dat vier jaar lang in handen was van een loverboy. Inmiddels zijn er al zo’n 500.000 exemplaren van verkocht. Aantallen waarvan je als schrijver alleen maar kunt dromen. De maatschappelijke verontwaardiging was dan ook groot, toen bleek dat de schrijfster in casu een loopje had genomen met de lezers. Hendrik Jan Korterink en Peter R. de Vries besteedden destijds uitgebreid aandacht aan de leugenachtige praktijken van deze schrijfster. Het was immers allemaal verzonnen! En dát terwijl ze beweerde dat het ‘waar gebeurd’ was! Zoals later zou blijken, was hier het laatste woord nog niet over gezegd.

Bij autobiografisch proza ligt dat anders. Wanneer we denken aan Terug naar Oegstgeest (Jan Wolkers, 1965) of Moeder en Zoon (Gerard Reve, 1980) accepteren we als lezer dat autobiografische elementen en fictie elkaar voortdurend afwisselen. Ook wanneer bepaalde gebeurtenissen of plaatsen in dergelijke literatuur ‘waar gebeurd’ zijn, stellen we als lezer niet de eis dat álles dan met de werkelijkheid overeenstemt. Zolang de schrijver geen aanspraak doet op de letterlijke waarheid van zijn boek liegt hij niet. Echter, wanneer in een tekst bepaalde elementen verzonnen zijn en niet aan een ons bekende werkelijkheid beantwoorden, dan is de weg tot uiteenlopende interpretaties open. Dan wordt het voor sommige lezers lastig.

Tijdens het promoten van mijn manuscript op TenPages voorspelde Wishfull – die om privéredenen liever anoniem wil blijven – dat Het Zusje van Vroeger een kaskraker gaat worden. Hij noemde het: ‘de nieuwe Echte mannen eten geen kaas’. Ach, 500.000 exemplaren is misschien wat over de top. Maar laat die maatschappelijke discussie maar komen!


Dinsdag 19 juli 2011

Maria Mosterd, de schrijfster van het boek Echte mannen eten geen kaas, wordt niet vervolgd voor laster en smaad. Dat heeft het Openbaar Ministerie (OM) in Arnhem vandaag gezegd naar aanleiding van berichtgeving in dagblad De Stentor.
De ex-vriend, die door Mosterd in het boek wordt beschuldigd van loverboypraktijken, had aangifte tegen haar gedaan. Volgens het OM is er te weinig bewijs voor laster en smaad. In het boek gebruikt Mosterd gefingeerde namen en 'dat staat iedereen vrij', aldus het OM. (ANP/Redactie)


http://www.facebook.com/pages/Het-Zusje-van-Vroeger/184987668225268

zondag 3 juli 2011

Narratieve non-fictie of Autobiografisch proza?


Langzaam maar zeker komt Het Zusje van Vroeger steeds dichter bij haar einddoel. Inmiddels is er interesse van een van de grote uitgevers die bovenaan mijn lijstje stonden.

Hun eerste reactie was heel lovend. De redacteur in kwestie zag echter nog veel meer mogelijkheden voor Het Zusje, wanneer zij het mochten publiceren als narratieve non-fictie. Zij had het manuscript objectief bekeken als redacteur van de afdeling fictie en bleek niet op de hoogte van het feit dat ik mijn manuscript zelf altijd heb omschreven als autobiografisch proza. Verschillende omschrijving met dezelfde betekenis: gebaseerd op mijn waargebeurde verhaal.

In het begin heb ik geprobeerd om een beetje in het midden te laten wat wél en wat niet ‘waar gebeurd’ is. Wanneer daar in een interview naar werd gevraagd, gaf ik daar nooit een duidelijk antwoord op. Ik heb steeds geprobeerd om Silvana niet met mijzelf te vereenzelvigen, omdat ik niet wilde dat daarmee de vergelijking met mijn familie werd getrokken. Als diezelfde vraag me nu opnieuw wordt gesteld, geef ik daar een heel ander antwoord op. Inmiddels kan ik er meer afstand van nemen en er gemakkelijker over praten. Nu vind ik het niet lastig meer om dieper in te gaan op de inhoud van mijn boek. Ook niet, wanneer het dichter bij mijzelf komt. Ook niet wanneer wordt opgemerkt dat Silvana en ik in veel opzichten sterk op elkaar lijken. Ook niet wanneer mensen de familie Scaglione vergelijken met de familie Di Bortolo.

Het schrijven van Het Zusje is een proces geweest waarin ik veel heb geleerd. Niet alleen over mezelf, maar ook over mijn omgeving. Het verschijnen van mijn boek én de reacties van mijn familie hebben ertoe bijgedragen dat ik nu anders omga met ‘lastige’ vragen.
Ik heb een hoge prijs betaald. Maar ook dat heb ik een plek gegeven: als nawoord in mijn boek.